Als je 2.500 pagina's aan tekst digitaliseert heb je ongeveer vijf megabyte aan opslagruimte nodig. Dat past met gemak op een geheugenkaartje. Dat was in 1956 wel anders: een harde schijf met een capaciteit van 5 MB woog toen nog ruim 1.000 kg en moest per vliegtuig getransporteerd worden. De harde schijf in kwestie werd gefabriceerd door IBM en bestond uit 50 afzonderlijke disks met een diameter van 24". Het schijvenpakket maakte deel uit van de 305 RAMAC (Random Access Method of Accounting and Control), de eerste computer die geleverd werd met een hard disk. Deze computer had een flink prijskaartje: het apparaat kon geleased worden voor 35.000 dollar per jaar. Anno 2014 zijn geheugenkaartjes van 256 GB op het formaat van een SD card al geen uitzondering meer. Deze kaartjes bieden ruim 50.000 keer zoveel opslagruimte als de IBM schijf uit 1956, tegen een fractie van de prijs. Dat is mede te danken aan de Wet van Moore, die stelt dat de hoeveelheid transistors om de 18 maanden verdubbelt. Deze miniaturisatie kan niet eeuwig doorgaan; op een gegeven moment loopt de Wet van Moore tegen fysieke grenzen aan. Desalniettemin ziet het er niet naar uit dat we grenzen van wat mogelijk is al bereikt hebben en zal een 256 GB SD kaartje er over 58 jaar net zo gedateerd uitzien als IBM's 5 MB harddisk nu.